Nieuws

Nieuwsflits - VLAREM-trein 2019 bijna in eindstation

10/12/2021

Op 16 juli 2021 werd de VLAREM-trein 2019 voor de tweede maal principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het advies van de Raad van State wordt momenteel verwerkt. We verwachten de definitieve publicatie eind 2021/begin 2022. Eventueel inhoudelijke wijzigingen zijn nog mogelijk.

Voornamelijk titel II van het VLAREM en het VLAREL worden als gevolg van deze trein gewijzigd. Wat betreft VLAREM II gaat het vooral om een actualisatie van de milieureglementering als gevolg van de desbetreffende beste beschikbare technieken. Daarnaast worden enkele kleinere en niet-inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd, administratieve vereenvoudigingen en verduidelijkingen en rechtzettingen van errata. Hieronder wordt een niet-limitatief overzicht van de meest relevante wijzigingen weergegeven zoals ze nu voorlopig in dit tweede principieel goedgekeurde besluit zijn opgenomen.

Daarnaast worden ook de volgende besluiten gewijzigd: 

  • het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 
  • het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure; 
  • het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning; 
  • het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw.

VLAREM II

 

Definities

  • ‘Opslagplaats’ wordt aangevuld met een uitzondering voor vaste houders (o.a. bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen die aangesloten zijn op een blus- of sprinklerinstallatie.
  • Nieuwe definitie ‘verlaging van het grondwaterpeil bij bemalingen’ wordt toegevoegd: de minimale verlaging van het grondwaterpeil om de beoogde werkzaamheden te kunnen uitvoeren, wordt vastgelegd op 0,5 m onder het beoogde uitgravingspeil van de bouwput of -sleuf.  Op die manier kan men de verlaging controleren aan de hand van de bouwplannen.

 

Aanstelling milieucoördinator

Als erkend extern milieucoördinator moet u geen brief meer sturen naar de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning.  Het beschikken over de vereiste kwalificaties en eigenschappen werd reeds onderzocht i.h.k.v. de erkenning.

Als interne milieucoördinator volstaat het om het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning en de afdeling bevoegd voor de milieuhandhaving te houden.

 

Lozing verontreinigd hemelwater afkomstig van afvalopslag

Conform de BBT wordt een onderscheid gemaakt tussen “kleine” en “grote” bedrijven.  De grens werd uiteindelijk op 4.000 ton opslagcapaciteit gelegd voor de niet-overdekte buitenopslag, met uitzondering van de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt.

De grote bedrijven moeten, naast de toepassing van preventieve maatregelen een volledige doorgedreven zuivering voorzien om aan de sectorale en bijzondere lozingsnormen te kunnen voldoen.  Deze grote bedrijven zijn dan ook expliciet opgenomen in de sectorale lozingsnormen onder sector 48°.

Voor kleine bedrijven is het, als aanvulling op de preventieve maatregelen, BBT om enkel een voorzuivering (slibvang en olie/waterafscheider) toe te passen.    

Voor inrichtingen die vóór 1 oktober 2019 vergund zijn, gelden deze verplichtingen ivm zuivering vanaf 1 oktober 2020 (en niet vanaf 1 oktober 2022).

 

Lozing bedrijfsafvalwater

Bedrijven kunnen nu reeds i.h.k.v. waterbesparing hogere emissiegrenswaarden aanvragen indien bepaalde voorwaarden voldaan zijn.  Op basis van dit artikel worden bedrijven actief aangespoord om waterbesparende projecten en investeringen uit te voeren in ruil voor lozingsvrachten en hogere concentratienormen in de vergunning.  Maar voor de duidelijkheid wordt er nu expliciet in de wettekst vermeld dat naast concentratienormen ook lozingsvrachten kunnen aangevraagd worden via de vergunning.

 

Recyclagepark

Er komt de mogelijkheid om een afwijking te vragen op het toezicht bij afvoer van afvalstoffen door de IHM buiten de reguliere openingsuren van het recyclagepark mits de hinder naar de omgeving beperkt wordt.

 

Transformatoren en ‘shuntreactoren’

De term ‘shuntreactoren’ wordt opgenomen onder de bepalingen van transformatoren.  Shuntreactoren, ook wel reactanties of hoogspanningsspoelen genoemd, zijn nodig om het reactief vermogen, voornamelijk geproduceerd door ondergrondse kabels te annuleren.

Tevens worden de nieuwe brandveiligheidsbegrippen uit de vernieuwde brandwetgeving (KB Basisnormen) ingevoerd in de wetteksten (EI60 i.p.v. Rf 1 h, edm[EV1] ) en worden nieuwe bepalingen voor transformatorlokalen vermeld (o.a. blusmiddelen, verwarmingstoestellen, werkzaamheden met vonken).

 

Vast opgestelde batterijen en batterijladers

De bepalingen voor vast opgestelde batterijen (o.a. UPS batterijen) en vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren (batterijladers) worden opgeheven gezien deze een beperkte milieu-impact hebben.  Die worden verplaatst naar hoofdstuk 6.13 van deel 6 voor niet-ingedeelde inrichtingen.   Er is ook een update met brandblusmiddelen en met werkzaamheden waarbij een brandrisico kan ontstaan.

De wijzigingen in de indelingslijst (bijlage 1 van VLAREM II) wordt ook in die zin aangepast zodat vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren niet meer ingedeeld zijn.

 

Koelinstallaties

Tot nu toe werden enkel warmtepompen met een koelfunctie beschouwd in de voorwaarden van afdeling 5.16.3.  Om in overeenstemming te zijn met de Europese Verordeningen inzake gefluoreerde broeikasgassen (517/2014) en ozonafbrekende stoffen (1005/2009), zullen nu ook warmtepompen met enkel een warmtefunctie aan dezelfde voorschriften moeten voldoen.

In artikel 5.16.3.3. wordt de titel “Koelinstallaties” vervangen door “Koelinstallaties en warmtepompen”.

Ook in de verdere teksten worden “koelinstallaties” vervangen door “koelinstallaties en warmtepompen”.

Daardoor dienen warmtepompen ook aan dezelfde voorwaarden te voldoen als koelinstallaties, met name een logboek, instructiekaart, lektesten, onderhoud, etc.

In deel 6 van VLAREM II m.b.t. de niet-ingedeelde inrichtingen worden de warmtepompen eveneens in de voorschriften geïntegreerd.  De definities in deel 1 van VLAREM II werden uiteraard ook aangepast.

 

Register gevaarlijke stoffen

De artikels 5.17.1.2.§1 en 5.17.4.1.10 hebben beiden betrekking op de registerplicht voor inrichtingen ingedeeld in klasse 1.  Het toepassingsgebied van artikel 5.17.4.1.10 beperkt zich tot de gevaarlijke vloeistoffen en gevaarlijke vaste stoffen, terwijl artikel 5.17.1.2.§1 ook de rekening houdt met de gevaarlijke gassen.  Vandaar dat artikel 5.17.4.1.10 wordt opgeheven en artikel 5.17.1.2.§1 aangepast. 

Het betreft louter een verduidelijking van de bestaande vereisten voor het register van gevaarlijke producten.

 

Grondwaterwinning en bemalingen

De huidige verwijzing naar de debietmeting in het Waterwetboek maakt dat er geen handhaving mogelijk is op de aanwezigheid van debietmeters bij niet-heffingsplichtige ingedeelde grondwaterwinningen. Deze verplichting wordt door deze wijziging specifiek in VLAREM ingeschreven.  Zodoende kan de afwezigheid van een debietmeter en eventuele illegale grondwaterwinning milieutechnisch terdege worden opgelegd en gehandhaafd conform de bepalingen in het DABM

De voorafmeldingsplicht aan de toezichthoudende overheid (minimaal 2 dagen op voorhand) wordt uitgebreid naar meldingsplichtige boringen- en grondwaterwinningen (incl. peilputten).  Deze melding gebeurt door het erkende boorbedrijf via het e-DOV loket.

Bij een bemaling wordt de bemalingscascade uitgebreid met hergebruik van dit bemalingswater.  In Vlaanderen is dit nog niet ingeburgerd en daar wil men met deze wijziging verandering in brengen. Hergebruik tot maximaal 5.000 m³ per kalenderjaar wordt inbegrepen in de bemalingsrubriek 53.2. voor zover er geen indicaties zijn dat het bemalingswater potentieel verontreinigd is.  Bij hogere volumes is een vergunning nog steeds vereist voor rubriek 53.8.  Elke waterstroom moet meetbaar zijn om toezicht mogelijk te maken op de naleving van de vergunning.  Daarom is het plaatsen van een debietmeter verplicht.

 

Niet-ingedeelde inrichtingen

  • Opname ‘warmtepompen’ bij de niet-ingedeelde stationaire koelinstallaties (afdeling 6.8.1.)
  • Ook een verplichte voorafmelding bij niet-ingedeelde grondwaterwinningen voor particulier gebruik en bij niet-ingedeelde boringen i.h.k.v. thermische energieopslag (afdeling 6.9.1.)
  • Hoofdstuk 6.13. wordt herschreven volgens de voorwaarden voor niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit.  Dit omvat de transformatoren ≤ 1.000 kVA en de mobiele transfo’s, vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van batterijen, vast opgestelde motoren < 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren/kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven.

 

 

 

BIJLAGEN VLAREM II

 

Bijlage 1 Indelingslijst

 

Rubriek 12.1. uitzonderingen

Noodstroomgroepen met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA die minder dan 100 bedrijfsuren/kalenderjaar in bedrijf zijn, worden toegevoegd aan de uitzonderingen (zijn dus niet ingedeeld).  De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn.

 

Rubriek 12.2.1° wordt opgeheven.

Transformatoren met een individueel nominaal vermogen tot en met 1.000 kVA zijn niet meer ingedeeld.

 

Rubriek 12.3. wordt volledig opgeheven.

Accumulatoren, vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren zijn niet meer ingedeeld.

 

Rubriek 12.5. wordt nieuw ingevoegd.

Shuntreactoren worden in de indelingslijst ingevoegd en zijn steeds klasse 2.

 

Rubriek 31.1. uitzonderingen.

Vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren/kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, zijn niet ingedeeld.  De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn.

 

Rubriek 53. uitzonderingen.

Er wordt bij de vrijstelling van indeling gestipuleerd dat het om inrichtingen gaat die buiten beschermingszone III liggen.  Bij de uitzonderingen wordt naast deze met een handpomp ook deze met een voet- of neuspomp (zoals weidepompen voor het drenken van vee) uitgezonderd.

 

Rubriek 53.2. inclusief nuttig gebruik

De omschrijving van de rubriek 53.2. wordt gewijzigd als volgt: ‘Bemalingen die technisch noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5.000 m³ bemalingswater per jaar’.

 

Rubriek 53.8.

Er wordt een punt c) toegevoegd aan rubriek 53.8.1°, met name het toevoegen van een klasse 3-activiteit voor hand-, voet- en neuspompen, gelegen binnen beschermingszone type III.

 

Rubriek 63. wordt vervangen.

In rubriek 63 voor de opslag en ontwateren van bagger- en ruimingsspecie wordt voor de volledigheid opgenomen dat beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren of zeven van bagger- of ruimingsspecie begrepen zijn in deze rubriek, en niet vergunningsplichtig zijn volgens rubriek 30, cfr. eenzelfde formulering als bij de rubrieken 60 en 61.  Ook wordt de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij opgenomen als adviesverlenende instantie bij rubriek 63.

 

Bijlage 5.3.2.Sectorale lozingsnormen

 

Sector 48° Verontreinigd hemelwater van inrichtingen voor de opslag van afvalstoffen

Dit betreft een rechtzetting en letterlijke omzetting van hoofdstuk 6 (aanbevelingen) van de BBT-studie ‘Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector’ (VITO, december 2015).

Conform de BBT wordt een onderscheid gemaakt tussen “kleine” en “grote” bedrijven.  De grens werd uiteindelijk op 4.000 ton opslagcapaciteit gelegd voor de niet-overdekte buitenopslag, met uitzondering van de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt.

De grote bedrijven moeten, naast de toepassing van preventieve maatregelen een volledige doorgedreven zuivering voorzien om aan de sectorale en bijzondere lozingsnormen te kunnen voldoen.

Voor kleine bedrijven is het, als aanvulling op de preventieve maatregelen, BBT om enkel een voorzuivering (slibvang en olie/waterafscheider) toe te passen. Daarnaast wordt er voor kleine bedrijven verwezen naar de richtlijnen die opgesteld zijn ter uitvoering van dit artikel. Deze richtlijnen voor kleine bedrijven bevatten onder meer de betreffende preventieve maatregelen en de toepasselijke richtlijnen voor lozing op oppervlaktewater of op openbare riolering.

 

VLAREL

 

Een tweede besluit dat een aantal wijzigingen zou ondergaan als gevolg van deze VLAREM-trein betreft het VLAREL. De voorgestelde wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op de werkwijze en te volgen procedures van erkende boorbedrijven en enkele bepalingen met betrekking tot de erkende opleidingscentra voor technici en airco-energiedeskundigen.

Enkele aandachtspunten:

  • Het is essentieel dat erkende boorbedrijven hun klanten correct en deskundig informeren over de wettelijke verplichtingen die op hen rusten voor het gebruik van de aangelegde infrastructuur, het buiten gebruik stellen van de infrastructuur, en over de eventuele heffingsplichten.
  • Het invoeren van een gps-volgsysteem op het materieel waarmee geboord wordt, moet de efficiëntie van het toezicht nog verhogen.
  • Om in het Vlaamse Gewest te mogen werken als technicus, is naast het Europees certificaat een Vlaamse erkenning verplicht.  Technici en bedrijven die over dit Europees certificaat beschikken, worden volgens artikel 32 van het VLAREL van rechtswege voor het Vlaamse Gewest erkend.  Ze moeten zich nog wel eerst bij de Vlaamse overheid aanmelden en enkele administratieve gegevens bezorgen vooraleer in het Vlaamse Gewest te mogen werken (bv. een kopie van het Europees certificaat en identificatiegegevens).

 

MILIEUHANDHAVINGSBESLUIT

In bijlage I, bijlage VII (artikel 1) en bijlage XXII worden de lijsten van de milieu-inbreuken letterlijk aangepast conform de wijzigingen aan het decreet DABM, VLAREM en VLAREL.

 

MILIEUSCHADEBSLUIT

In de bijlage ‘Melding van een voorval’ worden de contactgegevens aangepast aan de nieuwe organisatiestructuur van het Departement Omgeving, alsook wordt ter hoogte van de gegevens van de exploitant voorzien in een veld om het exploitatieadres te kunnen ingeven.  Het kan immers voorvallen dat in dezelfde gemeente meerdere vestigingen van eenzelfde bedrijf zijn gelegen.  Door het toevoegen van dit veld kan onnodig opzoekingswerk vermeden worden.

 

OMGEVINGSVERGUNNINGENBESLUIT

De VMM zal ook telkens op de hoogte gebracht worden van alle beslissingen over vergunningsaanvragen die de indelingsrubriek 3 i.v.m. lozing afvalwater omvatten, ook wanneer ze in het betrokken dossier niet als adviesinstantie optreedt. 

 

 

 

Tag
Milieu
Katrien Decruyenaere
Katrien Decruyenaere
Senior Milieuconsultant
Alle consultes experten

inschrijven nieuwsflits

vul hieronder uw e-mailadres in om maandelijks op de hoogte te blijven van het laatste nieuws op vlak van milieu en preventie.

Ik heb de privacy verklaring gelezen en goedgekeurd.