Nieuws

Nieuwsflits: VLAREM-trein 2019

24/11/2022

Op 24 juni 2022 keurde de Vlaamse Regering de VLAREM-trein 2019 definitief goed. De VLAREM-trein 2019 wijzigt vooral het VLAREM II en het VLAREL. Het wijzigingsbesluit werd op 16 november 2022 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De meeste artikelen zullen in werking treden op 26 november 2022 (10 dagen na publicatie). Een aantal artikelen treden in werking op een nog nader vast te stellen datum.

Hieronder een overzicht van de belangrijkste wijzigingen uit de VLAREM-trein 2019.

1. VLAREM II – VERANDERINGEN DEFINITIES

  • Een aantal definities m.b.t. koelinstallaties worden aangevuld met de vermelding “warmtepompen”. In het VLAREM II waren tot op heden enkel exploitatievoorwaarden opgenomen voor warmtepompen met een koelfunctie. Volgens Verordeningen (EU) nr. 517/2014 en nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen. Met deze wijziging worden de definities m.b.t. koelinstallaties hierop afgestemd.
  • Een bijkomende uitzondering aan de definitie van opslagplaats wordt toegevoegd voor de vaste houders (o.a. bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen, aangesloten op een blus- of sprinklerinstallatie.
  • Verschillende definities worden toegevoegd aan de definities oppervlaktewater- en grondwaterbescherming (integraal beleid) onder deel algemeen.

De verlaging van het grondwaterpeil bij een bemaling wordt gedefinieerd als de minimale verlaging van het grondwaterpeil om de beoogde werkzaamheden te kunnen uitvoeren, vastgelegd op 0,5 meter onder het beoogde uitgravingspeil van de bouwput of -sleuf.

Definities voor referentiemeetmethode, rapportagegrens, bepalingsgrens en aantoonbaarheidsgrens worden integraal zonder aanpassingen verplaatst van deel afvalwatercontroles naar deel algemeen. Deze worden dus ook van toepassing op grondwater naast van toepassing op afvalwater.

 

  1. VLAREM II – VERANDERINGEN DEEL 5 SECTORALE MILIEUVOORWAARDEN INGEDEELDE INRICHTINGEN

  • Vervanging van een aantal bepalingen m.b.t. verontreinigd hemelwater bij de opslag van afvalstoffen (inrichtingen voor de opslag van afvalstoffen, vermeld in rubriek 2.1.1, 2.1.2, 2.2.1 en 2.2.2 van de indelingslijst, met uitzondering van inrichtingen voor de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt). Dit omvat een rechtzetting van de VLAREM-trein 2017 en een correcte omzetting van de aanbevelingen uit de BBT-studie verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector.
    • Grote bedrijven (niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, met een opslagcapaciteit van meer dan 4.000 ton) moeten, naast de toepassing van preventieve maatregelen, een volledige doorgedreven zuivering voorzien om aan de sectorale en bijzondere lozingsnormen te kunnen voldoen.
    • Voor kleine bedrijven (niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, met een opslagcapaciteit van 4.000 ton of minder) is het, als aanvulling op de preventieve maatregelen, BBT om enkel een voorzuivering (slibvang en olie/waterafscheider) te voorzien. Daarnaast wordt er voor kleine bedrijven verwezen naar richtlijnen die opgesteld zijn ter uitvoering van dit artikel (beschikbaar via website departement Omgeving – decreten en uitvoeringsbesluiten – VLAREM – veelgestelde vragen en instructies).
  • Voor recyclageparken wordt opgenomen dat in de vergunning een afwijking toegestaan kan worden voor het toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde op de afvoer van afvalstoffen buiten de reguliere openingsuren van het park. De exploitant van het recyclagepark moet dan wel richtlijnen bezorgen aan de inzamelaars, makelaars of handelaars die verantwoordelijk zijn voor de afvoer. Het betreft richtlijnen over het beperken van lawaaihinder bij de manipulatie van de containers en richtlijnen over het ontoegankelijk maken van het recyclagepark voor particulieren op het moment dat de inzamelaars, makelaars of handelaars aanwezig zijn op het terrein.
  • In hoofdstuk 5.12 Elektriciteit worden een aantal artikels aangepast aangezien onder de rubriek 12 van de indelingslijst (bijlage 1 VLAREM II) verschillende inrichtingen geschrapt worden en dus niet langer ingedeeld zijn. Het betreft:
    • Noodstroomgroepen met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn. De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn.
    • Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA t.e.m. 1.000 kVA.
    • De volledige rubriek 12.3 accumulatoren met de vast opgestelde batterijen en de vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren wordt geschrapt.

De beperkte milieu-impact van deze inrichtingen kan beheerst worden door duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen op te nemen onder deel 6 van het VLAREM II (hoofdstuk 6.13) milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen.

Ook worden bepalingen in hoofdstuk 5.12 uitgebreid naar shuntreactoren die qua opbouw en milieu-impact sterk te vergelijken zijn met transformatoren. Onder de rubriek 12 van de indelingslijst wordt een nieuwe klasse 2 rubriek 12.5 voor shuntreactoren opgenomen.

In hoofdstuk 5.12 wordt er naast het AREI ook verwezen naar de Codex voor Welzijn op het Werk. De met droog zand gevulde emmers worden aangepast naar blustoestellen en er wordt verwezen naar de vuurvergunning.

  • In hoofdstuk 5.16 Behandelen van gassen, wordt bijkomend verwezen naar warmtepompen. Volgens Verordeningen (EU) nr. 517/2014 en nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben, aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen.
  • In hoofdstuk 5.53 Winning van grondwater, worden verschillende veranderingen aangebracht o.a.:
    • De uitzonderingsbepaling met verwijzing naar het besluit van 27 maart 1985 is intussen zonder voorwerp en wordt geschrapt.
    • De huidige verwijzing naar de debietmeting in het Waterwetboek maakt dat er geen handhaving mogelijk is op de aanwezigheid van debietmeters bij niet-heffingsplichtige ingedeelde grondwaterwinningen. Deze voorwaarde is immers ingeschreven in het hoofdstuk van de heffingsregeling, waarop enkel de toezichthouders van de VMM toezichtrecht hebben. Deze verplichting wordt door deze wijziging specifiek in het VLAREM ingeschreven. Zodoende kan de afwezigheid van een debietmeter en eventuele illegale grondwaterwinning milieutechnisch terdege opgelegd en gehandhaafd worden conform de bepalingen in het DABM. Gelet op het beperkte debiet dat via hand-, voet en neuspompen kan gewonnen worden, wordt hiervoor geen verplichting tot installatie van een debietmeter voorzien.

De bepaling uit het Waterwetboek, waarnaar in het VLAREM werd verwezen, bevat ook een uitzondering voor debietmeters op drainages. Door het schrappen van de verwijzing naar het Waterwetboek in het VLAREM wordt de betreffende uitzondering voor debietmeters op drainages ook expliciet opgenomen in het VLAREM.

    • Elke verwijdering en terugplaatsing van een debietmeter moet onmiddellijk meegedeeld worden (schriftelijk, per fax of e-mail) aan de toezichthouders. Er zijn inmiddels geen faxtoestellen meer in gebruik bij de afdeling Handhaving. Fax wordt dus geschrapt.
    • De huidige voorafmeldingsplicht bij aanleg of opvulling die reeds bestaat voor de vergunningsplichtige grondwaterwinningen wordt uitgebreid naar alle ingedeelde grondwaterwinningen, dus ook deze die in klasse 3 zijn ingedeeld, en de peilputten. De voorafmelding is een verplichting die als gebruikseis is opgelegd aan de erkende boorbedrijven (via DOV-loket).
    • Er wordt expliciet verwezen naar de bemalingscascade met de verschillende stappen.
  • Elke bemaling wordt gedimensioneerd en geëxploiteerd conform een code van goede praktijk. Het onttrokken volume bemalingswater wordt maximaal beperkt en maximaal opnieuw in de grond gebracht door gebruik van de beste beschikbare technieken. Het terug in de grond brengen van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
  • Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning mag het gedeelte van het bemalingswater, dat niet terug in de grond gebracht wordt, nuttig gebruikt worden als de bemaling niet volledig of gedeeltelijk op een perceel ligt dat een risicogrond is cfr. Bodemdecreet of op een perceel waarvoor een decretaal bodemonderzoek is uitgevoerd cfr. VLAREBO. Bij nuttig hergebruik moet er aandacht besteed worden aan signalisatie aan elk aftappunt wanneer het water niet bestemd is voor menselijke consumptie. Ook moeten bij het beschikbaar stellen van bemalingswater alle mogelijke maatregelen genomen worden om bijkomende hinder te voorkomen o.a. door aftappunten op veilig bereikbare plaatsen en tijdstippen af te tappen.
  • Het bemalingswater dat niet terug in de grond gebracht of nuttig hergebruikt kan worden, wordt geloosd in oppervlaktewater, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater. Lozing op een openbare riolering is alleen toegestaan als het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om zich op een andere manier van dat water te ontdoen. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is. Volumes groter dan 10 m³ per uur mogen alleen geloosd worden in een openbare riolering die aangesloten is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, mits de uitdrukkelijke toelating van de exploitant van deze rioolwaterzuiveringsinstallatie. De lozing van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.
    • Een normenkader voor de kwaliteit van het grondwater dat terug in de ondergrond wordt ingebracht wordt voorzien.
    • Ook moeten debietmeters voorzien worden zodat per watervoerende laag, het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag gebracht kan worden, en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kunnen worden
  • In hoofdstuk 5.54 Het kunstmatig aanvullen van grondwater, wordt ook de uitzonderingsbepaling met verwijzing naar het besluit van 27 maart 1985, die intussen zonder voorwerp is, geschrapt.
  • In hoofdstuk 5.55 Boringen, wordt de huidige voorafmeldingsplicht bij aanleg of opvulling die reeds bestaat voor de vergunningsplichtige boring, uitgebreid naar alle ingedeelde boringen, dus ook deze die in klasse 3 zijn ingedeeld. De voorafmelding is een verplichting die als gebruikseis is opgelegd aan de erkende boorbedrijven (via DOV-loket).
  • In hoofdstuk 5.60 Geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers wordt nu een studie gevraagd voor elke opvulling. Vóór de omgevingsvergunning was het verplicht om bij een milieuvergunningsaanvraag voor rubriek 60 een hydrogeologische studie toe te voegen. Bij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning is deze verplichting onbedoeld weggevallen en dit wordt nu rechtgezet. De studie wordt nog steeds uitgevoerd door een bodemsaneringsdeskundige volgens de standaardprocedure en moet het bewijs leveren dat het gebruik van de bodemmaterialen als bodem geen negatieve effecten op het watersysteem heeft en geen bijkomende verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken alsook dat de mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen geen extra risico oplevert.

 

3. VLAREM II – VERANDERINGEN DEEL 6 MILIEUVOORWAARDEN NIET INGEDEELDE INRICHTINGEN

  • In hoofdstuk 6.8, afdeling 6.8.1 wordt bijkomend verwezen naar warmtepompen. Volgens Verordeningen (EU) nr. 517/2014 en nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen.
  • In hoofdstuk 6.9, afdeling 6.9.1 wordt de voorafmeldingsplicht ook opgenomen voor boringen i.k.v. niet ingedeelde grondwaterwinningen (uitzondering handpompen) en voor aanleg/wijziging/buitendienststelling niet ingedeelde boringen in het kader van de aanleg van thermische energieopslag. Dit gebeurt ook door een VLAREL-erkende boorbedrijf (via DOV-loket).
  • Vervanging van hoofdstuk 6.13 Niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit. Hier worden de voorwaarden van de desbetreffende niet ingedeelde inrichtingen opgenomen. Hier zijn o.m. de voorwaarden opgenomen waaraan lokalen voor vast opgestelde transformatoren (< 1.000 kVA) en vast opgestelde batterijen die geen droge batterijen zijn en vaste inrichtingen voor het laden van batterijen, moeten voldoen. Dit om bijvoorbeeld brand of schade door brand te voorkomen. Er worden hiervoor ook verwijzingen gemaakt naar de voorwaarden opgenomen in de Codex Welzijn op het Werk, het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties), Code van Goede Praktijk en afd. 4.5.5 van het VLAREM II betreffende geluid.

 

4. VLAREM II – WIJZIGINGEN BIJLAGE 1 RUBRIEKENLIJST

Onderstaand zijn de belangrijkste wijzigingen in de rubriekenlijst bijlage 1 van het VLAREM II weergegeven:

  • Rubriek 9.2.1°: er wordt een verwijzing naar de Unielijst bijgevoegd zoals opgenomen in de EU-verordening 1143/2014 van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.
  • Rubriek 12.1: noodstroomgroepen (< 400 kVA en < 100 bedrijfsuren/jaar) worden niet meer ingedeeld. De draaiuren moeten wel bijgehouden worden in een logboek.
  • Rubriek 12.2.1°: deze rubriek m.b.t. transformatoren van 100 kVA t.e.m. 1.000 kVA wordt opgeheven.
  • Rubriek 12.3: deze rubriek m.b.t. accumulatoren (bv. batterijladers) wordt opgeheven.
  • Nieuwe rubriek 12.5: voor shuntreactoren (klasse 2).
  • Rubriek 31.1: vast opgestelde motoren < 1 MW en < 100 bedrijfsuren/jaar die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, zijn niet meer ingedeeld. De draaiuren moeten wel bijgehouden worden in een logboek.
  • Rubriek 53: bij de uitzonderingen wordt volgende onderstreept gedeelte toegevoegd ‘de hierna vermelde inrichtingen, die buiten beschermingszone type III liggen, zijn niet ingedeeld’ en wordt naast de verwijzing naar het uitsluitend gebruik van een handpomp ook verwezen naar de mogelijkheid tot gebruik van voet-, of neuspomp.
  • Rubriek 53.2: de beschrijving van de rubriek wordt ter verduidelijking vervangen door: ‘bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot max. 5.000 m³ bemalingswater/jaar’.
  • Nieuwe rubriek 53.8.1°c): het grondwater uitsluitend met hand-; voet- of neuspomp wordt gewonnen, en die gelegen zijn binnen beschermingszone type III (klasse 3).
  • Rubriek 63: verduidelijking bagger- en ruimingsspecie. De beperkte mechanische activiteiten (bv. sorteren of zeven) van bagger- of ruimingsspecie zijn opgenomen in deze rubriek en zijn niet-vergunningsplichtig volgens rubriek 30.

 

5. VLAREM II – BIJLAGE 5.3.2 SECTORALE LOZINGSVOORWAARDEN VOOR BEDRIJFSAFVALWATER

Er zijn ook enkele wijzigingen aangebracht in bijlage 5.3.1 van het VLAREM II met betrekking tot de sectorale lozingsnormen voor bedrijfsafvalwater o.b.v. de BBT-studie ‘Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector’.

  • Zoals hierboven omschreven onder punt 2 wordt er een onderscheid gemaakt tussen kleine (< 4.000 ton niet-overdekte buitenopslag) en grote bedrijven (> 4.000 ton niet-overdekte buitenopslag). Er werden in de bijlage 5.3.2 een aantal lozingsnormen toegevoegd en een aantal verwijderd.
  • Alsook werd voor diverse parameters een gemiddelde waarde toegevoegd: het gemiddelde betreft het voortschrijdende rekenkundige jaargemiddelde per lozingspunt van minimaal een maandelijkse debietsproportionele 24 uur monstername en analyse, uitgevoerd conform subafdeling 4.2.5.3 (twaalf keer per jaar volgens programma: eerste lozingsdag van de maand).
  • Op de datum van de inwerkingtreding van deze voorwaarden hebben de voorwaarden voorrang op de bijzondere voorwaarden die dezelfde problematiek regelen. In afwijking daarvan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning verder gelden.

 

6. DABM – DIVERSE WIJZIGINGEN

De wijzigingen aan het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM) worden onderstaand beknopt toegelicht:

  • Aanstelling milieucoördinator enkel ter beschikking houden, niet meer versturen naar de bevoegde afdeling.
  • Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in art. 4.1.9.1.2 van VLAREM II bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in dit besluit, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt.
  • Net zoals voor koelinstallaties, zullen ook uitbaters van warmtepompen een logboek moeten bijhouden cfr. VLAREM II art. 5.16.3.3. § 8 2°.

 

7. VLAREL – DIVERSE WIJZIGINGEN

De wijzigingen aan het VLAREL i.k.v. de VLAREM trein 2019 kunnen als volgt samengevat worden:

  • Wijzigingen inzake verplichtingen voor erkende boorbedrijven m.b.t. de voorafgaande aanmelding via DOV webapplicatie, de informatieplicht bij klanten, het verplicht te implementeren gps-volgsysteem en uitbreiding van het toepassingsgebied waarbij de verplichtingen ook gelden voor niet-ingedeelde grondwaterwinningen en boringen.
  • Wijzigingen inzake verplichtingen voor erkende opleidingscentra voor de technici en airco-energiedeskundigen met het oog op administratieve vereenvoudiging inzake de administratieve behandeling i.k.v. examens. Het gaat o.m. over het verifiëren van de identiteit van de deelnemer bij examen, het digitaal registreren van het certificaat en het niet langer tijdig moeten bezorgen van een kopie van het uitgereikte certificaat en verslag van de examenzitting aan de bevoegde afdeling en de toezichthouder, maar deze te bewaren en ter beschikking te houden voor 5 jaar.
  • Uitbreiden van het toepassingsgebied van koeltechnici en erkend koeltechnische bedrijven m.b.t. de afstemming inzake de verplichtingen voor warmtepompen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen met én zonder koelfunctie.
  • Bijkomende voorwaarde voor koeltechnici waarbij in geval van een certificaat van bekwaamheid dat ouder is dan vijf jaar na de datum van het slagen voor het examen, de koeltechnici eerst moeten slagen voor een actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum of voor een gelijkwaardig examen vooraleer de erkenning als koeltechnicus te kunnen bekomen.
  • Schorsen of opheffen van Europees certificaten die door het Vlaamse Gewest uitgereikt werden van koeltechnicus, koeltechnisch bedrijf, technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, technicus voor elektrische schakelinrichtingen, technicus voor apparatuur die oplosmiddelen bevat en bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur.
  • Toevoegen van een nieuw hoofdstuk 11/1 bij hoofdstuk 11 Openbaarheid van informatie van het VLAREL, met specificatie m.b.t. verwerking van persoonsgegevens.
  • Aanpassing van de erkenningspakketten waarvoor de laboratoria in de discipline water en in de discipline afvalstoffen en andere materialen erkend kunnen worden.
  • Ten slotte enkele niet-inhoudelijke/taalkundige correcties en administratieve rechtzettingen.

 

8. OMGEVINGSVERGUNNINGENBESLUIT

De wijzigingen aan het omgevingsvergunningenbesluit hebben betrekking op het belang dat de VMM op de hoogte is van alle beslissingen over vergunningsaanvragen die de indelingsrubriek 3 omvatten, ook wanneer ze in het betrokken dossier niet als adviesinstantie optreedt. Het omgevingsvergunningenbesluit wordt in die zin aangepast.

 

9. BESLUIT MILIEUSCHADE

Enkel terminologische aanpassingen worden doorgevoerd aan het besluit van 13 juli 2019 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure. Het gaat meer bepaald om aanpassingen aan omschrijving van afdelingen en contactgegevens als gevolg van de gewijzigde organisatiestructuur en taakverdeling van het departement Omgeving. Samengevat:

  • Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-inspectie wordt vervangen door Departement Omgeving Afdeling Handhaving.
  • ‘Afdeling Milieu-Inspectie’ wordt ‘afdeling Handhaving’.
  • ‘Buitendienst’ wordt telkens vervangen door het woord ‘werkplek’.

Als voorbeeld waar deze aanpassingen in doorgevoerd zijn, wordt verwezen naar de contactgegevens in bijlage 1: Formulier Melding voorval.

 

10. INWERKINGTREDING

Het besluit treedt voor het merendeel van de bepalingen in werking op 26 november 2022.

Een aantal bepalingen uit het besluit treden echter pas in werking op een nog door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum.

Dit geldt voor:

  • artikels 19, 20, 21 van het besluit met betrekking tot wijziging in het VLAREM II inzake de uitbreiding met shuntreactoren, en het schrappen van vast opgestelde batterijen;
  • artikel 33 van het besluit met betrekking tot wijziging in het VLAREM II inzake de verwijzing naar de bemalingscascade in kader van grondwaterwinningen;
  • artikel 45 van het besluit met betrekking tot wijziging in het VLAREM II inzake volledig hoofdstuk 6.13 Niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit;
  • artikel 46 van het besluit met betrekking tot wijziging in het VLAREM II inzake de indelingslijst van het VLAREM II;

 

Ten slotte treedt artikel 69, 3° met betrekking tot wijziging in het VLAREL inzake het verplicht installeren van vereiste GPS-volgsysteem door boorbedrijven i.k.v. grondwaterwinningen en boringen, in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, nog vast te stellen datum en ten laatste op 1 januari 2025.

 

Extra info of hulp nodig?

Contacteer: Evy Vanoutrive – Fien Decaluwe – Lien Vandooren – Michiel Monteyne – An Van Ginderachter – Eline Decaluwé – Griet Buyck – Hannele Duyck – Jan Vanhoucke – John Valcke – Jolijn Boumon – Kathleen Laverge – Katrien Decruyenaere – Kelly Debels – Kim Deschuymer – Lieven Gillis Matthieu Geltmeyer – Natasja De Splenter – Nele Vanpraet – Nelis Lievyns – Nicole Otten – Pascal Herman – Peggy Clerick – Pieter Veys – Sabine Beernaerts – Steven Nuyttens – Tom Decambray – Valerie Castelein – Ronny Ferlin – Valerie Leinen – Kobe Meeuws – Laurien Van Lieshout – Luka Vanderplancke.

 

inschrijven nieuwsflits

vul hieronder uw e-mailadres in om maandelijks op de hoogte te blijven van het laatste nieuws op vlak van milieu en preventie.

Ik heb de privacy verklaring gelezen en goedgekeurd.